Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5347

Datum uitspraak2007-10-02
Datum gepubliceerd2007-10-11
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4196 WWB + 06/4197 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Doorbreking appelverbod? Ernstige schending van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen? Onbevoegd verklaard.


Uitspraak

06/4196 WWB 06/4197 WWB Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op de hoger beroepen van: [Appellant], tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 5 juli 2006, 05/838 en 05/1872 (hierna: aangevallen uitspraken), in de gedingen tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk (hierna: College) Datum uitspraak: 2 oktober 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2007. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en S. Klein Woltering, werkzaam bij de gemeente Winterswijk. II. OVERWEGINGEN Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het verzet van appellant tegen de met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb gedane uitspraken van de rechtbank van 14 februari 2006 en 21 maart 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in beide zaken het verzet behandeld ter zitting van 21 juni 2006, waar appellant is verschenen. Ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb. Volgens vaste rechtspraak van de Raad bestaat aanleiding voor doorbreking van dit appelverbod, indien moet worden geoordeeld dat bij de totstandkoming van een in hoger beroep aangevallen uitspraak van de rechtbank sprake is geweest van een zo ernstige schending van de goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, dat van een eerlijk en onafhankelijk proces geen sprake kan zijn geweest. Daarvan is met betrekking tot de - thans - aangevallen uitspraken echter niet gebleken. Dit betekent dat de Raad zich onbevoegd dient te verklaren. Voor de goede orde merkt de Raad op dat hieruit voortvloeit dat al hetgeen appellant inhoudelijk naar voren heeft gebracht, buiten bespreking moet blijven. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart zich onbevoegd. Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en R.M. van Male en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2007. (get.) T.G.M. Simons. (get.) S.R. Bagga.